Een beetje schrijver meldt graag dat hij hoofdredacteur van de schoolkrant was en opstellen schreef. Niets van dat alles, ik vond schrijven en lezen een ramp en de verplichte literatuurlijst voor het examen een kwelling.
Toch kriebelde het.
Eerste stap: In een flow schreef ik een eerste concept.
Ik had een onderwerp – de vervuiling van strand en zee in Bali, de plastic soup – waarover ik me opwond, zag het goedbedoelde getut van Trash Hero-dames en vond het te makkelijk om de Balinezen de schuld te geven van een probleem dat veroorzaakt wordt door Westerse multinationals. En boosheid is een prima reden om te schrijven. Wie weet verander je de wereld en anders lucht het op.
Ik had eerder wel wat geschreven, maar een boek… Krabbelend en piekerend aan de keukentafel in Bali zag ik een rode draad, verhaallijn weet ik nu, had een structuur en begon.
Als vanzelf schreef ik in korte hoofdstukken, pakweg 2000 woorden. En omdat een roman meestal zo’n 80 tot 90.000 woorden telt, rekende ik met 50 hoofdstukken. “Schrijven is schrappen” hoorde ik al snel en nam daarvoor enige marge.
Ik begon telkens om 4 uur ‘s morgens, had geen wekker nodig en was blij als ik op kon staan. Het was nog donker als ik onze nachtwaker passeerde, die wakker schrok en mij met zijn zaklantaarn naar mijn werkkamer begeleidde.
Ik schreef van 4 tot 8 uur, in een roes. In een “flow”, zei iemand later. Na drie maanden was het eerste concept klaar. Van een “writersblock” heb ik geen moment last gehad, wel van een rsi-schouder. Tot zover stap 1, maar, weet ik nu, na het schrijven van het eerste concept begint het pas.
Tweede stap: De beuk gaat erin.
Er volgde een jaar van herschrijven en schrappen, vooral op aanwijzing van mijn schrijfmeester. Let op, je legt je kind, een baby nog, op de snijtafel van de chirurg. Dat vergt een groot vertrouwen in zijn/ haar vakmanschap. Vandaar mijn advies: ” Zoek de schrijfmeester die bij je past.” Mijn schrijfmeester deed ook de eindredactie, tijd voor de derde stap.
Derde stap: Op naar een uitgever.
Een relatie vond mijn concept boek goed genoeg om er mee naar een uitgever te gaan en adviseerde er één. Over dit contact doe ik geen mededelingen. Collega- schrijvers adviseer ik uit te kijken. Iedere ijdeltuit of ego-tripper kan zich uitgever noemen. Ik heb er één ontmoet.
Vier maanden gingen verloren door chaotisch opereren van deze “uitgever”. Ik deed wat ik eerder had moeten doen en verdiepte mij in de branche van uitgevers. Er zijn er 2000. Allereerst besloot ik de Amsterdamse grachtengordel te mijden. De toon waarmee schrijvers op hun websites worden toegesproken staat me tegen.
Als Hagenaar zocht ik naar een Haagse uitgever. Ik voel me thuis bij Paagman, Douwes en van Stockum, slenter over de Lange Voorhout, drink koffie in de Posthoorn, een biertje in Hathor en lees graag Thomas Ross en F. Springer. De meeste uitgevers zitten weliswaar in 020, maar achter de duinen doet aardig mee.
Na enige research koos ik er één. Daar ligt mijn manuscript nu. De wijze van planning en communicatie is een verademing. Hoe het afloopt? Ik wacht nu op het oordeel van de redactrice. Haar cv wekt vertrouwen. De uitgever volgt dat blindelings, vertelt hij. Binnen een paar weken krijg ik bericht.
De kans dat een debutant een echt uitgeefcontract krijgt is nagenoeg nul ( bij deze uitgever 2 op 100 vertelt hij mij). So what, self publishing raakt steeds meer in en er bestaan allerlei tussenvormen.
(Voor niet-ingewijden: een traditioneel uitgeefcontract betekent dat de uitgever het manuscript a.h.w. koopt van de auteur. Hij neemt alle kosten voor zijn rekening, de auteur wordt betaald per verkocht boek, een paar euro. Voor debutanten is een oplage van 500 boeken gemiddeld… tel uit je winst. Self-publishing: de schrijver laat zijn boek voor eigen rekening produceren en verkoopt het zelf. Tussenvormen houden in dat de schrijver een deel van de kosten betaalt of verplicht is een aantal boeken af te nemen.)
Vierde stap: Verkopen of helpen verkopen.
Lang geleden schreef de schrijver, kunstenaar, zijn boek of dichtbundel en gooide dat over de schutting bij de uitgever onder bijvoeging van zijn bankrekeningnummer. Daarna zette hij zich aan het schrijven van een nieuw meesterwerk en zag tevreden hoe de royalties binnenstroomden.
Maar zelfs beroemde schrijvers worden nu geacht te helpen verkopen en uitgevers beoordelen manuscripten vooral op verkoopbaarheid en de vraag wat de auteur daaraan kan bijdragen.
Goudhamsters, interim-managers, een adviesbureau, gegrilde kippen. Straks dus mijn boek. Ik heb er zin in.
Vijfde stap: Engelse vertaling?
Een deel van mijn boek speelt zich af in Bali, een soort Texel voor de Aussies en de Kiwi’s. Mijn ambities zijn grenzeloos: zou ik “Plasticwatermaffia” daar kunnen uitbrengen?
Mijn eigen Engels is “by far” ontoereikend voor een boek. Een vertaalmachine levert het soort proza op waarmee Nigeriaanse oplichters je vertellen dat je een millioen hebt gewonnen. Bij wijze van proef volgde ik deze stappen:
-Ik vond een professionele vertaalster. Zij heeft “Mr Wong” en “Bengong”- 2 artikelen, zie hiervoor- vertaald à zes cent per woord.
-Een bevriende schrijfster in Nieuw Zeeland, Margereth Ranger, controleert die vertaling.
Dat leidt tot een perfecte vertaling… en tot een onverwacht probleem.
In Nieuw Zeeland en Australië zouden sommige van mijn grappen en kwalificaties niet door de beugel kunnen: Over een Chinees schrijven dat hij ‘kikker-ogen heeft” en “zijn hoofd was opgezwollen tot een rood-gele ballon”. Dat kan echt niet, aldus Margereth. Ik laat mijn buitenland ambities maar even rusten tot dat ik weet hoe het afloopt met de Nederlandse versie van “Plasticwatermaffia”. Is het goed genoeg voor een echte uitgever?